In Kessel was een kavel gekocht dat door de
planologische indeling een driehoekige vorm had op een markante
locatie in de wijk. Hierop diende een duidelijk onderscheid
tussen hoofdvolume en subvolume te worden gemaakt, waarvan
voor het hoofdvolume een dakhelling van twintig graden was
gevraagd. Binnen deze criteria is een woonruimte ontworpen die
gevormd wordt door een continue wand. De wand knikt op hoeken en
tilt zichzelf van de grond om aan de achtergevel een openheid
naar de tuin te garanderen. Hierdoor ontstaat aan de achtergevel
een mogelijkheid om een patio op de verdieping te creëren die
voor voldoende indirect daglicht zorgt, dat via een vide
in de woonkamer valt. Het licht versterkt tevens de
convergerende ruimtelijke werking. De wens van de opdrachtgever
om de directe zoninstraling tot een minimum te beperken is op
deze manier samengebracht met een ruimtelijk concept.
|