<
 
harnischmacher architectuur
projecten contact
 
>
 

 

museum voor moderne kunst te Amsterdam/ 2000

 

 

Stedenbouwkundige analyse 

Het Java-eiland ligt centraal in Amsterdam. De bereikbaarheid per auto is echter moeilijk. Beter is het schiereiland te bereiken met het openbaar vervoer (trein, bus en veerpond). Als de nieuwe brug gereed is zal het te voet beter bereikbaar zijn. Er zijn 3 gedachten gegenereerd om te onderzoeken welk type museum en opzet het beste voor de lokatie zijn.

Optie 1; het multifunctionele museum

Deze opzet moet meer een zogenaamd actief museum worden. Zo zal dit gebouw meerdere culturele activiteiten herbergen, zoals een bioscoop, skeelerbaan, theater, openlucht exposities, muziekschool, kartbaan, enz. Door deze activiteiten met elkaar te integreren wordt het een agglomeratie van gebouwen die namelijk niet alleen op de beeldende kunsten zijn gericht.

Optie 2; het laatste museum van de twintigste eeuw

Het museum voor de twintigste eeuw kon bijna niet meer, daarom krijgt Amsterdam het laatste twintigste eeuwse museum. Dit is een verzameling van de dertig mooiste musea. In iedere kubus wordt de inrichting van die musea 3dimensionaal gepresenteerd. De bezoeker kan zo de wandeling door een museum volgen. Door niet de kunst te exposeren maar het museum dat de kunst herbergt, komt er een einde aan traditionele exposities. Dit “laatste” museum van de eeuw is dan tegelijkertijd een “samenvatting”.

Optie 3; het museum als labyrint

Hier wordt gereageerd op de bestaande situatie; het strakke blok wordt voltooid in een driehoek. Op de rechte strook worden dan gebouwen ontworpen die vrijer van vormgeving zijn. Het park vormt een buffer tussen het museum en de parkeergarage. Dit lange volume benadrukt de lengte van het schiereiland en wordt versterkt door het omhooglopend depot. Het museum zelf is gebaseerd op een labyrintische plattegrond ontwikkeling.

 

 

Concept

Het uiteindelijke ontwerp bestaat uit een samenvoeging van alle drie hierboven beschreven mogelijkheden. Zo is de stedenbouwkundige opzet van ontwerp 3 qua schaal voor een museum beter dan de andere plannen. In ontwerp 2 zie je dat het inrichten van het totale gebied leidt tot spreiding van het museum op een paviljoenachtige manier. In het eerste plan worden veel nieuwe functies geïntroduceerd.

Een museum is een openbaar gebouw, een museum heeft weliswaar openingstijden, maar na sluiting wens je een groot gebouw/ oppervlak dat wordt gebruikt. Dit heb ik proberen op te lossen door een openbaar oppervlak te maken dat een directe relatie aangaat met het museum.

Een "paviljoenachtige museum" is een klantvriendelijkere benadering van exposeren, het is meer openbaar, dus je loopt sneller het museum in. Die gedachte om de tentoonstellingsruimten te spreiden in enkele gebouwen die los van elkaar staan, maakt het  mogelijk om verschillende tentoonstellingen tegelijkertijd te houden. Tevens wordt de indeelbaarheid van de tentoonstellingen vergroot. Om aan te geven dat de paviljoens bij elkaar horen, moet het uniformiteit uitstralen, te denken aan gevel, constructie, en vorm. Tegelijkertijd zal het sneller de interesse van wandelaars trekken, dan een omheind of ontoegankelijk.

De routing is erg belangrijk. Het museum zal meer een onderdeel worden van een wandeling van bezoekers, voorbijgangers, enzovoort, de kunst zoek je op in een museum. Dat wil zeggen dat de wandeling een begin- en eindpunt heeft, een hoofdroute met oriëntatiepunten. De zijwegen komen steeds uit in doodlopende ruimten die de kunst herbergen. Omdat het eiland zelf een eindpunt is, zal je altijd weer van eindpunt naar beginpunt moeten teruglopen. Dit is dus een goede gelegenheid om ook openbare ruimte bij het museum te betrekken.

 

 

Ontwerp

Het park wordt aan het einde van het eiland "opgetild". Op dit stuk staan acht kubussen die niet gelijk van grootte zijn. De plaatsing oogt vrij willekeurig, ook in hoogte is er een variatie; zoals op de grond, in de lucht of door de grond. Er zijn zes tentoonstellingsgebouwen. De andere twee kubussen worden gevuld met entree, kantoren, restaurant, museumwinkel en de uitgang. Onder het verhoogde gedeelte ligt een lange brede gang, die ervoor zorgt dat de kubussen van onderuit ontsloten worden. De ruimte onder het opgehoogde park geeft je het gevoel dat je ondergronds loopt. Dit komt doordat bijna de  gehele ruimte introvert is. De kubussen zijn het tegenover gestelde hiervan, veel glas en licht.

Door de spreiding van de gebouwen worden er tussenruimtes gecreëerd die worden opgevuld met ondersteunende ruimten; aula en depot en buitenruimten; patio, vijver en een heuvel ( een gedeelte van het dak dat omlaag komt).

De kubussen zijn allemaal met éénzelfde idee ontworpen, maar allemaal verschillend qua plaatsing en grootte. Omdat de grootte dus verschilt, is het aantal verdiepingsvloeren per kubus variërend. Centraal in iedere kubus is een vide gemaakt, die als ontsluiting dient. De wanden waarop geëxposeerd zal worden, zijn als losse schijven opgevat die los in de ruimte staan. De wanden trekken zich niks aan van plafond of vloer en "steken" dus vaak door vloeren heen. De gevel wordt hoofdzakelijk van opaal glas gemaakt; door sommige gedeelten van helder glas te maken lijkt het als of er ramen in zitten. Daar waar geen helder glas zit zie je vage contouren van wat zich achter het glas afspeelt. Het geheel (de gevel en de achterliggende wanden) geeft een interessant spel tussen dicht en open, en zien en niet zien. De gevel zal nog een extra dieptewerking geven aan de vlakken erachter. De wandelaar vangt af en toe een glimp op van de kunst maar moet naar binnen om alles precies goed te zien, het zal de nieuwsgierigheid verder opwekken.

 

 

 

^

 harnischmacher architectuur - museum - java eiland amsterdam